vrijdag 11 maart 2016

HOW FOOD MADE HISTORY (III)



Het lezen van How Food made History (2012) maakt me ontvankelijk voor het oppikken van andere publicaties over de geschiedenis van eten. Zo had ik vorige week net geschreven over het gelijktijdige ontstaan van wereldreligies en landbouw, toen ik een recensie las van Het oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel (2016) geschreven door Carel van Schaik (1953) en Kai Michel (1967). Het doel van Van Schaik en Michel is om aan te tonen dat het ontstaan van de landbouw voor moeilijke situaties zorgde. Situaties die de mensheid tot dan toe nog nooit het hoofd had hoeven bieden. Om te kunnen omgaan met de veranderingen en met de sociale structuren die plotseling ontstonden, bedachten de mensen verhalen over goed en kwaad om zich aan op te trekken. Of zoals staat geciteerd in een interview met Van Schaik in de Volkskrant: 'De monotheïstische Jahwe is het intellectuele meesterwerk van een kleine elite priesters en schriftgeleerden, ontstaan vanuit de absolute noodzaak om het eigen volk voor de definitieve ondergang te behoeden.' Over een enkele stelling in How Food made History is dus een hele nieuwe studie gedaan, hoe cool is dat? Het onderzoek van Van Schaik en Michel leunt op de eerdere studies van Joop GoudsblomJared Diamond en Yuval Harari, maar zet de bijbelverhalen centraal. Dit is dus het volgende boek op mijn lijstje. Mocht één van jullie er eerder aan toekomen dan ik, dan hoor ik graag je bevindingen! 


Het principe van boslandbouw

Terug naar How Food made History. Toen de landbouw ontstond was een groot gedeelte van de aarde bedekt met bos. De landbouw begon dan ook als boslandbouw: kleine open stukjes land in het bos waar bessenstruiken, kruiden, fruit- en notenbomen werden verbouwd. Deze stukjes landbouwgrond werden precies zo effectief ingericht als de moestuin van Mme Zsazsa, maar met andere (tropische) planten: bonen, mais en meloenen als bodembedekkers, daaromheen banaan- en koffiebomen die tot 5 meter hoog worden en daar weer omheen cacao- en papayabomen die wel 8 meter hoog worden. Op die manier kon alles groeien en bloeien. Deze boslandbouw was de eerste aanpassing van het landschap in dienst van de landbouw en hoe verder de landbouw zich ontwikkelde, hoe verder die aanpassingen gingen. Daarnaast en tegelijkertijd paste de landbouw zich aan aan de gewassen met de beste opbrengst (crop determinism) en deze aanpassingen gingen hand in hand. Het landschap veranderde door het inpolderen van land voor landbouw, het bouwen van dijken en dammen en ingewikkelde irrigatiesystemen. De landbouw paste zich aan tarwe, rijst en mais waardoor de landbouw op grotere schaal werd bedreven en dat had weer gevolgen voor het landschap want de velden werden groter. Het aanpassen aan de landbouw had ook voor de samenleving grote gevolgen. Water was van levensbelang voor het slagen van landbouw en het onderhouden en beschermen van de irrigatiesystemen vroeg om een sterke, centrale autoriteit. Zonder democratie heb je dan al snel een despoot zoals de Egyptische farao of de Chinese keizer. 


Landbouw in het oude Egypte

Als je als samenleving de landbouw en je sociale organisatie gaat aanpassen naar gewassen dan is het logisch dat je je liever focust op één specifiek gewas dan op meerdere gewassen. En als je dan een gewas kiest, bijvoorbeeld mais of tarwe, kun je alle technologische, economische en geografische middelen die je tot je beschikking hebt inzetten voor een zo hoog mogelijke opbrengst. Nadat je zoveel hebt geïnvesteerd in die landbouw, bijvoorbeeld door in de twintigste eeuw dure machines aan te schaffen, dan ga je als vanzelf grootschalige landbouw bedrijven om zo je investeringen terug te verdienen. Gedomesticeerde dieren als koeien, varkens en pluimvee laat je dan niet grazen en loslopen op kostbare landbouwgrond, maar zet je bij elkaar in een stal. Het is niet voor niets dat de grazende koeien in de Nederlandse weilanden zo vaak op toeristische ansichtkaarten staan.


Grazende Nederlandse koeien

In de twintigste eeuw nam de industrialisatie van de landbouw een vlucht en deze industrialisatie had weer nieuwe gevolgen zoals voedselnormen om de consument tegemoet te komen (ronde tomaten en rechte komkommers), massaschuren in de veeteelt en het antibiotica vraagstuk in de pluimvee. Deze industrialisatie van de landbouw loopt ongeveer gelijk op met de Groene Revolutie. Halverwege de twintigste eeuw gestart door de Verenigde Staten om wereldwijde honger te beperken en zo de verspreiding van het communisme tegen te gaan. Door het genetisch modificeren van gewassen kon er zoveel geproduceerd worden dat hongersnoden werden ingedamd en de bevolkingsgroei explodeerde. De Groene Revolutie heeft voor- en tegenstanders. Zo zijn er milieuorganisaties die spreken van genetisch manipuleren in plaats van modificeren en die de Groene Revolutie en de daarmee gepaard gaande industrialisatie van de landbouw verantwoordelijk houden voor de klimaatverandering en het uitputten van de natuurlijke grondstoffen. 

Tot zover de ontwikkeling van moestuintjes in het bos tot aan geïndustrialiseerde landbouw op honderden hectare grond, of zoals Higman zijn hoofdstuk noemt: forest, farm, factory. Als je meer informatie wilt over de Groene Revolutie (want die is er!) kijk dan eens op de Engelstalige wikipedia pagina over de Green Revolution

Het volgende hoofdstuk behandelt 'hunting, herding, fishing', oftewel: jagen, hoeden en vissen. Hopelijk vinden jullie het nog net zo interessant als ikzelf. Wordt vervolgd!