Vandaag een interview met cultuurhistorica Fernie Maas, werkzaam bij het Digitaal Vrouwenlexicon (vrouwenlexicon.nl & 1001-vrouwen.nl) en bij het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (lnvh.nl). Naar aanleiding van haar onderzoek naar hoe de Nederlandse overheid eetcultuur inzette bij de inburgering van Indonesische repatrianten. Maar natuurlijk vraag ik ook haar mening over de actuele stand van zaken!
In je onderzoek 'Je bent wat je eet. Nederlandse eetcultuur en de inburgering van Indonesische repatrianten' kijk je hoe eten een plek inneemt in de identiteitsvorming van groepen en individuen. Eten en eetcultuur als historisch onderzoeksobject, dat is relatief nieuw. Kun je hier iets meer over vertellen?
Historicus Peter Burke heeft ooit uitgelegd dat het zogenaamde New Cultural History in de jaren tachtig een plek heeft gekregen binnen het historisch onderzoek. Deze stroming is ontstaan als reactie op het bestaande werk van cultuurhistorici, dat men veel te veel gericht vond op de ideeën van een intellectuele elite, en te weinig op het doen en laten van 'gewone mensen'. Daarnaast kwamen in deze periode de cultuurstudies steeds meer op, waardoor materiële cultuur en het dagelijks leven een plek in het historisch onderzoek kon krijgen. Tot dat dagelijks leven behoort uiteraard eetcultuur en eetgedrag. Overigens was er in de twintigste eeuw wel vanuit sociologische en antropologische hoek aandacht voor eten, maar werd dynamiek en ontwikkeling in historische context daar nog niet zo zeer in meegenomen.
Je schrijft dat eten meerdere functies heeft, dus niet alleen de functie van voeding tot je nemen om te overleven. Welke functies van eten onderscheid jij?
Allereerst eten als teken van status: aan de hand van eten onderscheiden mensen zich van elkaar, verhouden zij zich tot hun sociale status. Denk aan oester, foie gras, haute cuisine.
De religieuze functie van eten: eten (als activiteit) heeft in vele godsdiensten een centrale rol: denk aan vasten, maar ook aan de betekenis van het avondmaal in het christendom, de status van de koe in het hindoeïsme, het halal in de islam en het koosjer eten in het jodendom.
Eten als machtsmiddel: voedsel kan ook ingezet worden in het kader van machtsstrijden. Je ziet bijvoorbeeld dat migrantengemeenschappen hun eigen eetgewoontes behouden, om zich te verzetten tegen de bezetter.
Eten als communicatiemiddel (dit vind ik zelf de leukste functie): rondom eten ontmoeten mensen elkaar en vormen zij hun gemeenschap. Eén wetenschapper heeft bijvoorbeeld gekeken naar de rol van de maaltijd in het gezin. Daarin heeft zij weten te ontdekken dat iedere maaltijd een plek heeft in de gemeenschap van dat gezin: het ontbijt is daarbij wat informeler/vrijer: hier mag iedereen aanschuiven en afwezig zijn. Het avondmaal daarentegen wordt gezien als hét moment aan het eind van de dag waarop iedereen bij elkaar komt en over de dag vertelt. En dan heb je nog de Sunday roast als hoogtepunt van de week, en het kerstdiner als hoogtepunt van het jaar.
Op welk specifieke onderdeel van eetcultuur heb jij je in je onderzoek gericht en waarom heb je daarvoor gekozen?
Ik heb me gericht op hoe eten een rol speelt in identiteitsvorming van groepen en individuen, door een hele specifieke casus te nemen waarin verschillende groepen elkaar tegenkomen, namelijk het moment waarop Indonesische repatrianten gaan (en van overheidswege moeten) inburgeren in de Nederlandse samenleving. Er bestond destijds een organisatie die 'de assimilatie der gerepatrieerden tot gelijkwaardige deelgenoten in de Nederlandse samenleving' moest bevorderen. Het ging dan met name om repatrianten die nog niet zelfstandig woonden, en opgevangen werden in contractpensions. In die zogenaamde gerepatrieerdenzorg kreeg huishoudelijke voorlichting een specifieke plek: dát was de sleutel tot een geordend zelfstandig huishouden, als hoeksteen van een stabiele samenleving. Eten werd daarbij apart vermeld: 'het is voor de vrouw nodig thuis te geraken in de Nederlandse keuken'. Ik had tijdens een college al eens gehoord over de manier waarop de inburgering van deze Indonesische repatrianten destijds gericht was op vrouwen en huishouden, en vond dat mateloos interessant. Daarnaast werkte ik in die tijd elke week bij een supermarkt, waar me al opviel hoezeer mensen zich kunnen verantwoorden voor wat er in hun karretje ligt, en hoezeer zij bezig kunnen zijn met eten. Ik had toen al door dat eten echt niet alleen maar fysiek is (je honger stillen), maar dat het veel meer is. Het is gezelligheid, het kan troost bieden, het kan je in het buitenland een soort houvast bieden ('friet van piet' in Spanje), maar biedt je tegelijkertijd ook een manier om je echt in een andere cultuur onder te dompelen. Al dat soort associaties fascineerden me, waardoor ik besloot me te verdiepen in het onderzoek eetcultuur.
In je onderzoek schrijf je over eten als sociale constructie. Wat bedoel je hiermee?
Daarmee verwijs ik naar een aantal wetenschappers die met die vele associaties van eten bezig zijn geweest. Allereerst ontdekten zij dat eten meer dan alleen fysiek is, dat bijvoorbeeld in Afrikaanse stammen relaties worden gedefinieerd door stamleden wel of geen toegang te geven tot voedsel of tot de keuken. Daarnaast ontdekten antropologen dat groepen zich organiseren rondom voedsel en dat leden van die groep daarin verschillende rollen aannemen. Sociologen redeneerden hierop door en stelden dat eetgedrag niet alleen sociale relaties aantoont, maar dat eetgedrag ook cultureel gevormd en gecontroleerd wordt. Socioloog Claude Lévi-Strauss kwam erachter dat er bepaalde categorieën zijn die door elke gemeenschap weer verschillend worden ingevuld. Ofwel: verschillende gemeenschappen drukken zich uit via hun eetgedrag, het is in feite hun taal. Bestudeer je dat eetgedrag, dán begrijp je die bepaalde gemeenschap pas echt. En met die bepaalde ideeën over eten onderscheidt zo'n groep zich weer van andere groepen. Kortom: met eten kun je dus een groep vormen, en die groep beïnvloedt tegelijkertij d de manier waarop je naar eten kijkt. Antropologen hebben daarbij later wel de kanttekening gemaakt dat al die structuren die je aan eetgedrag kan aflezen, veranderlijk zijn, en bovendien beïnvloedbaar door omgevingsfactoren als voedselbeschikbaarheid. Eigenl ijk kun je deze associaties benoemen als de identiteitsfunctie van eten: door middel van eten kun je jezelf ten opzichte van een ander positioneren.
Kun je uitleggen hoe dit op jouzelf van toepassing is?
Ik kwam zelf een aantal jaren geleden in een prachtig praktijkvoorbeeld terecht waarin mensen hun eetcultuur gebruikten om zich te verhouden tot hun eigen gemeenschap, maar óók tot 'de andere' gemeenschap. Toen ik in Brussel ging studeren, kwam ik in een huis terecht met internationale studenten. Ik ontdekte steeds meer dat eten hét middel werd om te communiceren. In de eerste plaats omdat de gemeenschappelijke keuken de centrale ontmoetingsplek was; ik leerde mijn huisgenoten kennen in de nabijheid van pannen. Daarnaast was een praatje over wát er in de pannen zat en hoe je thuis je prakkie kookte, makkelijk gemaakt. Dat mijn Chinese buren er bijvoorbeeld een tikkeltje verloren uitzagen in die grote keuken, kwam doordat zij in Sjanghai gewend waren op een campus te wonen, waarbij zij in een kantine aten. En het ontbreken van varkensvlees in de maaltijden van mijn Israelische huisgenoot was natuurlijk aanleiding voor uitgebreide gesprekken over zijn geloof en zijn leven in een tumultueus gebied. Deze kennismaking was niet geheel neutraal of waardevrij: niet zozeer het proeven, maar vooral het lekker vinden van elkaars eten was belangrijk. De spanning liep dan ook hoog op toen we besloten een International Diner te organiseren; typisch iets dat een groep internationale studenten doet, en waarbij iedereen een gerechtje dat typisch is voor zijn/haar land bereidt. De Spaanse tortilla was een hit, zo ook de Oostenrijkse/Beierse Kaiserschmarrn. De soep van het Poolse huisgenootje (zgn. Zurek) viel echter minder in goede aarde: er bleef behoorlijk wat over en niemand ging voor een tweede portie. Ons huisgenootje was beledigd: dat haar pasta van de week ervoor ook niet zo'n succes was geweest, was nog tot daar aan toe, maar het weigeren van haar soep was reden om zich een week lang niet meer in de keuken te laten zien. In die fase van kennismaking stond het lekker vinden van elkaars gerechten voor het accepteren van elkaar. Ons Poolse huisgenootje voelde zich gewoonweg niet geaccepteerd.
Als je kijkt naar de populariteit van foodblogs, welke functies van eten zie je hierin terug?
Dat verschilt natuurlijk per blog, maar bij de meeste blogs gaat het om communicatie en sociale distinctie. Aan de ene kant gaat het om een community creëren rondom dezelfde voedselvisie. Omdat dit vaak online populaire voedselvisies zijn die tegelijkertijd door een minderheid uitgedragen worden, zie je ook de sociale onderscheiding heel duidelijk terug: je (als groep) afzetten tegen een andere groep. Dat kan eigenlijk alle kanten opgaan: je afzetten tegen de haute cuisine of de bio-industrie door 'back to basic' te gaan, of je afzetten tegen de plantaardige (vegan) foodies door 'gewoon' eieren en vlees op tafel te zetten. De algemene identiteitsfunctie van eten zie je sowieso terug: dit ben ik en dit eet ik. Daarbij wordt een bepaald imago gecultiveerd, met name bij de koks die je dan ook weer op tv terugziet.
In je onderzoek stel je vast dat Indonesische repatrianten pas de status 'Nederlander' kregen bij het volledig overnemen van het Nederlandse voedselpatroon. Waarom was dit voor de Nederlandse instanties zo'n belangrijke voorwaarde?
De organisatie die verantwoordelijk was voor de inburgering van de repatrianten, was van mening dat de sleutel tot een succesvolle 'assimilatie' het verwerven van zelfstandigheid was. Zelfstandige gezinnen hadden namelijk geen steun nodig, en waren 'de spil van onze huidige maatschappelijke verhoudingen'. Het ging dus echt om de overgang naar zelfstandige huisvesting. Belangrijk daarin: huishoudelijke voorlichting. Zonder enige huishoudelijke voorlichting zou het gezin zeer snel arm en ongelukkig worden, en vooral; onzelfstandig en afhankelijk van overheidssteun. Tot dat huishouden behoorde ook het eetgedrag. Al in het eerste contact met de Nederlandse maatschappelijke medewerkers dienden repatrianten een folder 'Onze Voeding' te krijgen. De behoorlijk concrete menuvoorschriften, waarbij bijvoorbeeld gehamerd werd op de voedingswaarde van aardappelen (ten faveure van rijst) tonen naar mijn idee aan dat de Nederlandse overheid ook eten betrok bij het 'Nederlanderschap'.
Hoe staat dit in verhouding met de Chinese immigranten in Nederland van na 1949 die hun eetcultuur juist hebben ingezet om economisch te integreren?
De repatrianten werden door de Nederlandse overheid nog altijd gezien als Nederlanders, die zich een nieuw en eigen bestaan in Nederland moesten zien te verwerven. Ik denk dat de belangen daar dus anders lagen dan bij de Chinese immigranten - die natuurlijk ook moesten integreren, maar niet zo'n overduidelijke Nederlandse achtergrond hadden. Daarnaast kan de koloniale gedachte meegespeeld hebben. Nederland stond niet achter de onafhankelijkheid van Indonesië en in de decennia daarvoor had Nederland zich opgeworpen als paternalistische opvoeder van het Indonesische volk. Dat Indonesië onafhankelijk werd betekende niet direct een eind aan die betuttelende visie. Als je de voorschriften in de Djangan Loepah bekijkt dan is de manier van toespreken meer die van een schoolmeester dan die van een gelijkwaardige medeburger.
Als je de huidige Nederlandse samenleving bekijkt, kun je de machtsfunctie van eten dan ergens waarnemen?
De machtsfunctie van eten richt zich op het controleren van de voedselvoorraad en de voedselvoorziening en de afhankelijkheid van anderen daarvan. Dat is moeilijk terug te vinden in de huidige Nederlandse samenleving, omdat er zoveel verschillende producten beschikbaar zijn en er voor ieder wat wils lijkt. Dat is een ander verhaal als je naar de Voedselbank kijkt. De Voedselbank is natuurlijk een ideële organisatie en maakt keuzes aan de hand van wat er gedoneerd wordt en wat lang houdbaar is. Maar voor de mensen die afhankelijk zijn van de Voedselbank kan er wel een vorm van macht worden gevoeld. De onderliggende variabele is dan (het gebrek aan) geld. De invloed van geld op het voedselaanbod zie je ook terug in de gentrificatie van de binnenstad van bijvoorbeeld Amsterdam. Gentrificatie is de opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied. In het geval van voedsel zie je de opkomst van hippe koffiebarretjes ten koste van lokale winkeltjes en van alleen maar koffie kun je geen avondmaaltijd maken. Dit is de invloed, de macht zo je wil, van vermogende huizenkopers op het voedselaanbod waar de oorspronkelijke, minder vermogende bewoners onder lijden of last van hebben.
En in groter, Europees of internationaal verband?
Internationale voedselproductie is afhankelijk van het zaadaanbod. De multinational die het zaad controleert, Mosanto, heeft dus een aanzienlijke machtspositie. Daarnaast zijn er de Europese melk quota die voorschrijven hoeveel melk boeren mogen produceren. Zodra je gaat bepalen hoeveel voedsel er geproduceerd mag worden oefen je macht uit op de voedselvoorraad en -voorziening.
In je conclusie staat:
'Eetpatronen zijn een uiting van de gewoonten van een groep of gemeenschap. Deze gewoonten komen weer voort uit bepaalde veronderstellingen, die uniek zijn voor deze groep.'
Veel van de lezers zullen, net als ikzelf, waarschijnlijk niet altijd doorhebben hoe hun eetpatroon samenhangt met hun gemeenschap of groep. Kun je voorbeelden geven van hoe ons Nederlanderschap ons eetpatroon beïnvloed? Of mijn afkomst uit Barneveld in het hart van de bible belt?
Ik denk dat het eetpatroon dat met het Nederlanderschap samenhangt sterk beïnvloed wordt door voortschrijdende globalisering en de manier waarop we constant kennis kunnen nemen van andere (eet)culturen. Bovendien voeren we al eeuwen niet-lokale producten in. Je kunt je dus afvragen wat de 'Hollandse kost' nu werkelijk is, of iedere andere nationale eetcultuur nu werkelijk is - zelfs een tomaat komt oorspronkelijk uit Amerika! Wel denk ik dat we voortdurend voorbeelden tegenkomen van eetgewoonten die kenmerkend zijn voor een bepaalde groep, en die we overnemen dan wel afwijzen. Denk er bijvoorbeeld aan hoe vaak mensen benoemen dat ze iets hebben 'leren' eten of drinken (met name bier, of koffie). Ons vocabulaire laat al zien dat dit blijkbaar geen natuurlijk proces is, maar iets waartoe je op een bepaald moment of fase in je leven besluit. Uiteraard speelt je afkomst een rol in het beïnvloeden van je eetpatroon: denk aan de familierecepten, maar ook aan bepaalde manieren van koken die blijven hangen, maar inderdaad ook aan de manier waarop de dagen/weken/jaren geordend zijn: het belang van de veertigdagentijd in de bible belt. Daarnaast spelen regionaal beschikbare producten ook een rol bij identiteitsvorming. En tenslotte vormt eten ook heel instrumenteel groepen: denk aan 'lunchen' met vrienden, of 'uiteten' voor een verjaardag.
Fernie Maas (1987) studeerde geschiedenis in Nijmegen. Tijdens haar studie specialiseerde zij zich in de onderzoek naar eetcultuur. Zo deed zij in 2008 voor het Meertens Instituut onderzoek naar de hedendaagse feestcultuur in Nederland, met als titel: 'Maak het gewone bijzonder. De exotische kerst in Allerhande.' In 2010 studeerde Maas in het kader van de Onderzoeksmaster Historische Wetenschappen een half jaar 'History and the Culture of Food' aan de Vrije Universiteit van Brussel. De voedingsbodem voor Maas' interesse in eetcultuur ligt naar eigen zeggen in haar zaterdagbaan bij supermarkt Emté, waar zij met verbazing en interesse de inhoud van de verschillende winkelwagentjes analyseerde. Het onderzoek waarmee zij haar bachelor geschiedenis afrondde in 2009 en waar dit artikel over gaat, 'Je bent wat je eet. Nederlandse eetcultuur en de inburgering van Indonesische repatrianten', neemt de manier waarop eten een rol speelde bij de inburgering van Indonesische repatrianten in Nederland na 1949 onder de loep. Eén van de belangrijkste primaire bronnen die Maas gebruikt voor haar onderzoek is Djangan Loepah! Huishoudelijke wenken voor gerepatrieerden (Den Haag). De scans in deze blogpost zijn allemaal afkomstig uit deze uitgave.
Verder lezen:
P. Burke, What is cultural history (Cambridge 2004).
Centraal Comité voor Kerkelijk en Particulier initiatief, Djangan Loepah (Den Haag 1962).
J. Jobse-van Putten, Eenvoudig maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland (Nijmegen 1995).
C. Lévi-Strauss, 'The culinary triangle', Partisan Review 33 (1966)-4, 586-595.
A.H. van Otterloo, 'Eetgewoonten en het beschavingsproces. Verschillen en veranderingen in eetcultuur', in: Volkscultuur. Tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen 9 (1992_-2, 58-79.
A. Zingerle, 'Identitätsbildung bei Tische. Theoretische Vorüberlegungen aus kultursoziologischer Sicht', in: H.J. Teuteberg ed., Essen und kulturelle Identität: europäische Perspektiven (Berlijn 1997) 69-86.
P. Burke, What is cultural history (Cambridge 2004).
Centraal Comité voor Kerkelijk en Particulier initiatief, Djangan Loepah (Den Haag 1962).
J. Jobse-van Putten, Eenvoudig maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland (Nijmegen 1995).
C. Lévi-Strauss, 'The culinary triangle', Partisan Review 33 (1966)-4, 586-595.
A.H. van Otterloo, 'Eetgewoonten en het beschavingsproces. Verschillen en veranderingen in eetcultuur', in: Volkscultuur. Tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen 9 (1992_-2, 58-79.
A. Zingerle, 'Identitätsbildung bei Tische. Theoretische Vorüberlegungen aus kultursoziologischer Sicht', in: H.J. Teuteberg ed., Essen und kulturelle Identität: europäische Perspektiven (Berlijn 1997) 69-86.