Mijn eerste verkenning van wetenschappelijke literatuur over de geschiedenis van eten bracht het gecomprimeerde overzichtswerk van B.W. Higman: How Food made History (2012) op mijn pad. How Food made History is een relatief recente historische studie over welke rol voedsel heeft gespeeld in de menselijke (cultuur)geschiedenis. How Food made History vormt een goed startpunt op het gebied van eetcultuur, omdat het naast een historisch en geografisch overzicht ook inzicht geeft op welke manier voedsel als cultuur-historisch onderzoeksobject kan dienen.
Je zult zelf misschien niet altijd doorhebben hoeveel keuzes je maakt als het gaat om wat je eet en hoe je eet. Maar beantwoord eens de onderstaande vragen over een 'simpele' avondmaaltijd en kom erachter hoezeer je keuzes beïnvloed zijn door culturele of sociale regels en rituelen:
- kook je zelf of kies je iemand in je gezin?
- eet je thuis of buiten de deur?
- verwarm je je eten of eet je het rauw?
- eet je samen of alleen?
- eet je met z'n allen uit één pan of heeft iedereen een eigen bord?
- eet je met je handen of gebruik je bestek?
- deel je de maaltijd op in gangen of serveer je alles in één keer?
Eetcultuur als onderzoeksobject.
Het historisch onderzoek naar eten en eetcultuur richt zich op de kwestie van keuze. Onze voedselkeuze zorgt voor sociale onderscheiding (social nutrition). Omdat niemand zonder voedsel kan, is het onlosmakelijk verbonden met alle mensen van alle tijden. Tegelijkertijd kun je selectief zijn met voedsel en is eten op die manier onderdeel van je cultuur. Maar je kunt pas selectief zijn als je daadwerkelijk iets te kiezen hebt. Voedselovervloed is relatief nieuw en geen wereldwijd verschijnsel. Het grootste deel van de menselijke geschiedenis is voedsel de belangrijkste drijvende kracht geweest achter sociale, culturele, economische en politieke ontwikkelingen. Want wie het voedsel controleerde, die had de macht.
Onderzoeksstromingen.
Binnen het historisch onderzoek naar eten staan twee stromingen tegenover elkaar: die van plezier en die van pijn (pleasure versus pain). De plezier-stroming richt zich op de positieve kant van eten (voedzaamheid, smaken en proeven, koken en recepten, conserveren en culinaire technieken). De pijn-stroming richt zich op de negatieve kant van eten (obesitas, eetstoornissen, diëten) of het gebrek eraan (honger, ondervoeding, voedselschaarste). In How Food made History wil Higman deze twee stromingen samenbrengen of deconstrueren, omdat hij ze ziet als twee kanten van dezelfde medaille. Hij richt zich hierbij in de geschiedenis vooral op de eerste landbouwrevolutie, de mondiale voedselsystemen na 1492 en de afgelopen vijftig jaar omdat de rol die eten speelt in het leven van mensen in die laatste periode veel belangrijke ontwikkelingen heeft ondergaan.
De eerste landbouwrevolutie.
De eerste landbouwrevolutie, ook wel de Neolithische revolutie genoemd, zorgde voor een revolutionaire verandering in de mondiale voedselsystemen. De landbouwrevolutie vond het eerst plaats in de Vruchtbare Halve Maan in het huidige Midden Oosten (va. 11000 v.Chr.). Hier ontstonden ongeveer gelijktijdig grote wereldreligies en culturele bewegingen waardoor eten een onlosmakelijk onderdeel werd van rituelen en taboes. De nieuwe manier van voedselvoorziening ging gepaard met het ontstaan van gastronomie en een grote verscheidenheid aan culinaire technieken als koken, stomen, roosteren, bakken, fermenteren (bier en wijn) en persen (olie). In de vruchtbare halve maan ontstond ook de scheidslijn tussen de culturen van rijst (China, Japan) en de culturen van tarwe (Europa, Kaukasus).
Maar al ver voor de landbouwrevolutie in de Vruchtbare Halve Maan speelde voedsel een fundamentele rol in de ontwikkelingen van de menselijke (cultuur)geschiedenis. Higman onderscheidt hierin zeven stellingen.
1. De (on)beschikbaarheid van voedsel zorgde voor evolutionaire ontwikkelingen: van aap naar mens. Doordat de mens op zoek ging naar voedsel op de savanne en daardoor het bos verliet (savanne hypothese) ging hij rechtop lopen en veranderde zijn eetpatroon.
2. De ontwikkeling van een plantaardig eetpatroon naar een eetpatroon met vlees (het gevolg van de savanne hypothese) had anatomische en cognitieve impact op de mens: hij werd groter, sneller en slimmer.
3. Het koken van voedsel had een nog grotere invloed dan de verandering van eetpatroon. Door voedsel (waaronder vlees) te koken werd het voedzamer en werd er meer eetbaar.
4. De eerste landbouwrevolutie en de daarmee gepaard gaande culinaire technieken zorgde voor verdere genetische evolutie van de mens. Zo kon de mens nu ook graan, zuivel en gefermenteerd voedsel verteren.
5. De oorsprong van de vijf grote taalfamilies ligt in de coöperatieve communicatie die nodig was om de landbouwrevolutie mogelijk te maken.
6. Conserveringstechnieken maakten voedsel langer houdbaar. De controle van voedselvoorraden zorgde voor een belangrijke verandering in de menselijke (cultuur)geschiedenis, want dit leidde direct tot hiërarchische structuren, sociale complexiteit en het organiseren van samenlevingen.
7. Landbouwtechnologieën maakten het organiseren van samenlevingen noodzakelijk. Op deze manier werden de voorwaarden gecreëerd voor staatsvorming en moderne beschaving.
De stellingen tot en met vijf zijn ongeveer algemeen geaccepteerd. Stelling zes en zeven veroorzaken echter meer wetenschappelijk debat, omdat de beschikbaarheid van eten hier als zeer grote actor in de menselijke geschiedenis wordt voorgesteld, terwijl je ook zou kunnen veronderstellen dat de menselijke autonomie en individuele keuzes hierin belangrijk zijn geweest. Higman brengt hier tegenin dat er zonder een cognitief geëvolueerde mens (stelling 2) geen landbouwrevolutie had kunnen plaatsvinden en dat hoe je het ook wendt of keert voedsel altijd aan het begin staat van de menselijke evolutie en daarmee aan de ontwikkeling van de wereld zoals we die nu kennen.
Wordt vervolgd!